Na het lezen van de opdracht bij het college van Coenders (2012) heb ik overwogen om of mijn eigen ervaringen met een netwerk te beschrijven of om een nieuw leernetwerk te starten. Gedurende een aantal jaren heb ik deelgenomen aan een netwerk VICTO, vrouwen en ICT in het onderwijs. Een netwerk dat zes keer per jaar bij elkaar komt en met en van elkaar leert. De leden zijn werkzaam in het voortgezet onderwijs, mbo, hbo, universiteiten, CITO en onderwijsadviesinstellingen. Op basis van onze actuele vraagstukken en onze individuele drijfveren bespraken we best practices, deelden expertise in het aanvragen van subsidies en verkenden we mogelijkheden van internet en ICT in het onderwijs. Ik heb ervaren hoe inspirerend een netwerk kan zijn. Daarom besluit ik om nu de kans te grijpen om een nieuw leernetwerk in het eigen ROC te starten.
Aan de hand van de theorie bespreek ik een aantal aspecten van een leernetwerk en verwerk de eerste ervaringen.
Gemene probleem.
De situatie van de afdeling Zorg en Welzijn van het Regio College is dat we per 1 september met de opleidingen verhuizen naar onze opgeknapte vleugel. De afdeling is weer fris in de verf gezet maar belangrijker is dat er smartboards zijn geplaatst en dat er wifi, draadloos internet is. Twee opleidingen starten in september 2012 met een pilot laptop in de klas. We starten hiermee in het eerste leerjaar. Het onderwijs aan alle opleidingen Zorg en Welzijn is ons gemeenschappelijke domein.
ICT in het onderwijs heeft zowel in het onderwijs als bij de deskundigheidsbevordering nog niet veel aandacht gehad. Wel is in enkele opleidingen zowel ervaring opgedaan met de elektronische leeromgeving Natschool als met digitaal toetsen. Met het gebruik van smartboards hebben we geen ervaring. Het komend jaar hebben alle teams een ICT doelstelling te behalen. Een doel is om tenminste van een opleiding het gehele leerplan uitgewerkt in studieroutes en voorzien van voortgangsrapportage in de elektronische leeromgeving gereed te hebben. Er zijn voor de zomervakantie enkele studiebijeenkomsten gepland met als onderwerpen: Introductie draadloos, werken met smartboards en laptops in de klas.
Gemene problemen ook wel “tough problems” of “problematical situations” genoemd hebben een samengesteld karakter omdat het uitdagende situaties betreft waarin een variëteit aan problemen en belangen voorkomen (Bood, Coenders & van Luin, 2010, Coenders, 2012). De volgende vragen illustreren ons gemene probleem. Hoe kunnen we ICT in de lessen inzetten zodat we tegemoet komen aan de eis een gedifferentieerde aanbod aan deelnemers te realiseren? Hoe kunnen we met hulp van ICT tegemoet komen aan de wens om gevarieerder les te geven? Hoe kunnen we gebruik maken van de ICT mogelijkheden in onze opgeknapte vleugel? Deze en meer vragen zijn aanleiding tot mijn keuze voor de start van een leernetwerk ICT in de klas.
In het team Assistenten in de gezondheidszorg van het Regio College hebben we verschillende opleidingsvarianten namelijk de beroepsopleidende leerweg (BOL), de deeltijd BOL en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Dat betekent dat onze doelgroep zowel jongeren van 16 jaar als volwassenen omvat, die tegelijkertijd werken en leren in dezelfde les. Wij werken in combinatieklassen; zowel van leerjaar als van opleidingsvariant.
Hoe kunnen we gezamenlijk materiaal en aanpakken ontwikkelen voor gemeenschappelijke kennisonderdelen? Hoe kunnen we opdrachten aanpassen aan de verschillende doelgroepen? We hebben geen extra inzet om te ontwikkelen. We zullen met en van elkaar moeten leren en samen leermateriaal ontwikkelen. Het tekort aan ontwikkeltijd wordt door beleid van OCW met het actieplan Focus op vakmanschap (Van Bijsterveldt, 2011) nog verder onder druk gezet. We hebben meer uren les te verzorgen met gelijke personeelsinzet. In Focus op vakmanschap noemt men dit intensiveren van de opleiding of de 1000 uren norm. Bij andere opleidingen van de afdeling Zorg en Welzijn zijn vergelijkbare overwegingen.
Er groeit een gevoel van urgentie bij een aantal collega’s in de afdeling Zorg en Welzijn blijkt uit de gesprekken in de koffiepauze en in regisseurs overleggen. Door het samen doen, creëren we leerruimte. In een eerder stadium heb ik al eens de suggestie om een leernetwerk te starten, besproken met mijn afdelingsmanager. Zij reageerde positief. Netwerkleren als een initiatief van onderop wordt kansrijker als het niet meteen door de organisatie wordt ingepalmd. Het gaat om de ontwikkeling van een sociaal leersysteem, die een aanpak volgt, die aansluit bij het informeel leren. Ik besluit om aan de slag te gaan en vraag twee collega’s van een ander team of ze zin hebben om mee te doen. Ik vraag hen of ze zin hebben om ICT kennis en vaardigheden te delen, om niet zelf het wiel te hoeven uitvinden. Het antwoord is: mag ik collega’s meenemen.
De start.
In mei 2012 startte ik in de rol van convenor (Bood, Coenders & Van Luin, pp 40,41) met een klein groepje collega’s om het vraagstuk ICT in de klas verder te verkennen en te definiëren. In “Samen vernieuwen in de praktijk” heet dit ontwerp-principe 1: Werk met een urgent en intrigerend vraagstuk. (Verdonschot, Keursten & van Rooij, 2009). Je bekijkt dan het onderwerp van verschillende invalshoeken zoals vanuit de leerling, de docent, de verschillende regisseurs of de beroepspraktijkvorming. Ontwerp-principe 3 is werk vanuit individuele drijfveren. Ik start met een paar collega’s, die intrinsiek gemotiveerd zijn en dus graag willen. Er is daarmee sprake van vrijwilligheid en passie. Zij hebben er belang bij en ook interesse in het onderwerp. Van daaruit wil ik graag dat de eerste enthousiastelingen op hun beurt andere belangstellenden uitnodigen.
Op de agenda van de eerste bijeenkomst bevragen we elkaar op onze drijfveren. Dit geeft ons tegelijkertijd de mogelijkheid om elkaar beter te leren kennen. Bij de eerste bijeenkomst zijn uiteindelijk zes mensen uit verschillende teams, aanwezig.
Voor sociaal leren zijn de onderlinge relaties belangrijk. Onderlinge relaties ontwikkelen zich door elkaar te ontmoeten, samen te werken en ervaring op te doen.
Ik gebruikte de volgende vragen:
1. Wat is voor jou belangrijk aan dit initiatief? Wat vind jij interessant?
2. Wat zou je willen bereiken? Wat is voor jou een goed resultaat? Wat is het proces dat daarbij hoort? Wat wil je in handen hebben?
3. Wie en wat is er voor nodig? Wie kunnen we erbij betrekken?
4. Wat is de eerste stap? Wat ga jij als eerste doen? Welke afspraak maken we? Wanneer?
Ik heb het boek en de toolbox kaarten mee genomen en van tevoren een projectruimte in de elektronische leeromgeving ingericht.
Het blijkt heel inspirerend om elkaar, in dit geval in twee subgroepen, beter te leren kennen aan de hand van vooraf opgestelde vragen. Het gaat er heel wat diepgaander aan toe dan bij het geijkte voorstellingsrondje. We kunnen na een rondje meteen al afspraken maken welke twee collega’s de volgende keer inspirerende voorbeelden uit eigen ervaring zullen delen. Je ziet de oogjes glimmen.
We hebben hier meteen de rol van kennisdrager en kennismakelaar (Bood, Coenders & van Luin, pp 42, 43) te pakken. Leren en werken is aan elkaar gekoppeld. Je leert van elkaar en gebruikt het in je team of in je klas. Bij netwerkleren is iedereen kennisdrager en iedere kennisdrager in beginsel ook kennismakelaar. De netwerkleden hebben een intermediaire rol om de kennis te mobiliseren en over te dragen aan hun teamleden. Het gaat hier om context rijke kennis vanuit de praktijksituaties van de verschillende opleidingen in Zorg en welzijn.
Samen willen we als leernetwerk over de grenzen van de opleidingen heen kijken en zien wat we samen kunnen doen. Het gaat om samen ontwikkelen en samen leren. We sluiten de bijeenkomst af met een korte demo van de projectruimte in Natschool. In deze projectruimte kunnen de deelnemers van het leernetwerk elkaar treffen. Ik heb bij het aanmaken van het project alle mogelijkheden van forum tot logboek erin gezet zodat we kunnen ervaren hoe het werkt. Het gebruik van een logboek biedt mogelijkheden om leerverhalen (Bood, Coenders & Van Luin, pp 30-31) te noteren. De gezamenlijke werkruimte maakt het mogelijk om aan groeidocumenten te werken. Het forum biedt mogelijkheden om dilemma’s te bespreken. Hiermee is een hybride leeromgeving gevormd. De netwerkleden ontmoeten elkaar virtueel en in real life.
In een later stadium kunnen we op de ervaringen reflecteren en bespreken wat de mogelijkheden voor transfer zijn voor samenwerkingsopdrachten in de klas. Als docenten ervaren we eerst zelf hoe het werkt in een virtuele projectruimte voor we de projectruimte voor onze leerlingen inzetten. Een aantal collega’s heeft nog geen ervaring met de elektronische leeromgeving en dit zal de eerste kennismaking zijn.
Het vervolg
In de volgende bijeenkomst wil ik naast de twee voorbeelden van collega’s verder aandacht besteden aan het stellen van intrigerende vragen. Om het actiegerichte karakter te versterken, bestaan deze vragen naast verdiepende waarom-vragen , nadrukkelijk ook uit hoe-vragen. Hoe-vragen die expliciet vragen naar werkende aanpakken voor complexe probleemsituaties. Het zijn het type vragen waarvan iedereen direct aanvoelt dat ze opgepakt moeten worden. Vragen waar mensen warm voor lopen omdat je ze alleen niet kunt aanpakken. Het in kaart brengen en scherp benoemen van spanningen en dilemma’s vormt een goed startpunt voor het identificeren van intrigerende vragen. (Bood, Coenders & Van Luin, pp 26-27).
Rollen
Er zijn verschillende rollen in een leernetwerk. De “convenor” die de partijen heeft samen gebracht, heeft op de eerste bijeenkomst al een schets van de intrigerende vraag geformuleerd. In een leernetwerk zijn er naast de rol van convenor andere rollen. Als “technology steward” in deze fase, heb ik in N@tschool een projectruimte ingericht.
Loerders (Bood, Coenders & Van Luin, pp 48-49)toestaan is een fenomeen dat we kennen van internet. Er zijn veel lezers van internetfora, veel minder mensen zijn er actief. Vaak worden loerders weggezet als niet-willers of ja-maar-figuren, als mensen waar je niets aan hebt. Dit negatieve stempel is niet terecht. Er zijn veel nieuwsgierige mensen die niet snel overgaan tot netwerkactiviteiten maar wel enthousiaste verhalen buiten het leernetwerk vertellen. Zo vervullen ze dan de rol van ambassadeur of pleitbezorger zonder zelf actief te zijn geweest. Ook in ons leernetwerk zullen zowel actieve netwerkleerders als loerders zijn. (Bood, Coenders & Van Luin, 2010).
Samenvattend hebben we een leernetwerk gestart, een community van docenten in het domein onderwijs voor de MBO opleidingen in Zorg en Welzijn. We willen graag leren hoe ICT in de les te gebruiken. Onze praktijk omvat de werkwijzen en leeractiviteiten ter bevordering van het gebruik van ICT in de lessen.
We hebben een actueel urgent en intrigerend vraagstuk, mensen die gemotiveerd zijn en werken vanuit individuele drijfveren. Zij zijn enthousiast om van en met elkaar te leren. We zijn gericht op een nieuwe praktijk, op het gebruik van ICT in de les, het gebruik van laptops en smartboards in de klas.
Nawoord
Met plezier heb ik de theorie gelezen en verbonden met de praktijk. Het maakt dat ik gefundeerd en goed voorbereid ben gestart met het opzetten van een leernetwerk. Ik heb geprobeerd om een dubbelslag te maken door wat ik zelf als voorbeeld heb gebruikt ook direct aan mijn collega’s door te geven. Een voorbeeld hiervan is dat ik de gebruikte ontwerpprincipes en toolbox kaarten van Verdonschot e.a., al werkend aan hen heb uitgelegd en laten zien. Een ander voorbeeld van een dubbelslag is om met de collega’s te ervaren hoe je in een virtuele projectruimte werkt zodat ze dat later ook voor hun eigen leerlingen kunnen gebruiken.
Een volgende stap is om verder in gesprek te gaan met de afdelingsmanager om te zien hoe de voorbereiding van netwerkbijeenkomsten te faciliteren valt.
Rieneke Verkade.
Literatuur
Bijsterveldt-Vliegenthart, M. van (2011). Actieplan mbo ‘Focus op Vakmanschap 2011-2015. Den Haag: ministerie O C W.
Bood, R., Coenders, M. & Van Luin, A. (2010). Netwerkleren, omgaan met gemene problemen. Gouda: Habiforum.
Coenders, M. (2012). Leergemeenschappen, de sociale organisatie van het leren, college 30 maart 2012, Amsterdam: CNA. Verkregen op 20 mei 2012 van
http://prezi.com/gs_s6pm_edpu/leergemeenschappen-de-sociale-organisatie-van-leren/
Coenders, M. (2010). Netwerkleren is heel gewoon, Meso Focus 78: Netwerkleren in het onderwijs.
Verdonschot, S., Keursten,P., & van Rooij, M.(2009). Samen vernieuwen in de praktijk, Principes en aanpakken om werk te maken van innovatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Verdonschot, S., Keursten,P., & van Rooij, M.(2009). Samen vernieuwen in de praktijk. Toolbox om werk te maken van innovatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.